Geschiedenis van California

12 juli 2011

De eerste bewoners van Californië waren de Indianen, m.n. de Na-Dené, Hokan, Penutian en Aztec-Tanoan. Het gebied kreeg weinig aandacht tot 1769, toen er een Franciscaanse missie geopend werd, gevolgd door nog eens 20 in de daarop volgende jaren. Vanaf 1821 behoorde het gebied bij het in dat jaar onafhankelijk geworden Mexico.

De eerste groepen Amerikanen arriveerden pas in 1841 in Californië. Al in 1846 kwamen ze in opstand tegen de Mexicanen en richtten ze een onafhankelijke republiek op; iets dat tot vandaag de dag op de vlag van Californië te zien is. In datzelfde jaar brak de Mexicaanse Oorlog uit, en toen die in 1848 afgelopen was stond Mexico het hele gebied af aan de VS.

In 1848 werd er goud gevonden in Californië, wat in 1849 tot de Gold Rush leidde. Er kwamen zoveel mensen naar het gebied dat Californië al in 1850 voldoende inwoners had om officieel een Amerikaanse staat te worden. Die inwoners waren meestal per huifkar over het hele continent gegaan, wat niet altijd ongevaarlijk was.

Aan het begin van de jaren 1860 werd met de bouw van de transcontinentale treinverbinding begonnen. Deze was in 1869 gereed, zodat mensen vanaf toen per trein zonder overstap naar Californië konden reizen. Dit leidde tot een versnelde groei van de staat van 560.000 mensen in 1870 tot bijna anderhalf miljoen mensen in 1900.

In 1906 vond de Great Earthquake, de Grote Aardbeving, plaats in San Francisco, waardoor meer dan 3.000 mensen stierven en ruim 300.000 mensen dakloos werden. Ondanks deze ramp bouwde men de stad weer snel op en Californië bleef maar doorgroeien. Deze groei werd versneld na 1929, toen duizenden mensen uit de Dust Bowl (centrale staten van de Verenigde Staten, waar door teveel landbouw en erosie enorme hoeveelheden land letterlijk waren weggevlogen) naar Californië kwamen op zoek naar werk.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het aantal fabrieken dat oorlogsmaterieel fabriceerde steeds groter en er was voldoende werk. Vanaf de jaren '50 en '60 kwamen er naast fabrieksarbeiders ook steeds meer academici naar de staat, wat op den duur de groei van de suburbs (voorsteden) deed toenemen. Er was ook een zuidwaartse trend waarneembaar: niet alleen de nieuwe bewoners maar ook vele bedrijven verhuisden van San Francisco naar zuidelijker gelegen steden zoals Los Angeles en San Diego.

Tussen 1941 en 1962 was het bevolkingsaantal van Californië geëxplodeerd van 9 miljoen naar 22 miljoen, een groei die ook daarna doorzette. Tegen de jaren '80 was Californië de staat met de meeste inwoners in de VS; alleen de recessie van eind jaren '80 kon die groei enigszins beperken, net als een aantal grote rampen, zoals overstromingen, aardbevingen en droogten.